De hoofddoelstelling van Git is wijzigingen bijhouden in de vorm van commits. Deze commits dienen echter ergens bijgehouden te worden. Deze plaats noemen we repositories en zijn containers waar alle informatie voor één Git project geplaatst wordt. Bij VCS’s zijn er twee mogelijke plaatsen om deze repositories te bewaren.
De eerste is een server waar alle Git projecten komen, samen met hun commits. Dit heeft echter één groot nadeel, de programmeur heeft ten allen tijde internet nodig om van alle functies gebruik te kunnen maken.
De tweede mogelijkheid is om de repository lokaal op de computer op te slaan. Hierdoor is de volledige functionaliteit ten allen tijde bruikbaar. Dit is ook de mogelijkheid die Git gebruikt. Git voorziet een verborgen map genaamd .git op de locatie waar je wijzigingen wilt bijhouden. In deze map worden alle commits en alle informatie omtrent het project bewaard.
Hieronder kan je het voorbeeld zien van een Thesis project. Deze thesis wordt bijgehouden in een map ‘Tesis’.
Van zodra dit commando is uitgevoerd, zal de .git map worden aangemaakt en kunnen we starten met wijzigingen bijhouden van een project.
Aangezien we met Git kunnen werken met verschillende edittors tegelijk, zal deze bijhouden wie wijzigingen heeft aangebracht. Om dat te doen, dienen we op de computer te specifiëren wie deze gebruikt. Dit doen we door volgende terminal commando’s uit te voeren:
Deze commando’s zullen nagaan of er reeds een configuratie file bestaat op jouw computer (voor jouw gebruiker) en indien niet zal deze aangemaakt en aangevuld met deze waarden. Of deze instelling correct is verlopen, kan je zien door volgend comando uit te voeren en na te gaan of deze waarden zijn ingevuld:
Nu we Git hebben ingesteld, zullen we gaan kijken welke files git zal tracken in het Git project.